Praktijk-examen motor

Het praktijk examen motor (rijbewijs A) bestaat uit twee delen:

  1. het motorexamen Algemene Voertuig Beheersing (AVB)
  2. het motorexamen Verkeersdeelneming (AVD)

Praktijk examen motor AVB

Bij het praktijk examen algemene voertuigbeheersing, kiest de examinator uit 12 oefeningen die je geleerd hebt, 7 oefeningen uit. Alle oefeningen tellen even zwaar.

Uit ieder cluster (zie hieronder) is één oefening verplicht. Dus: vier verplichte, en drie oefeningen die de examinator kiest. Je mag elke oefening bij een onvoldoende resultaat één keer overdoen. Om te slagen moet je in totaal vijf van de zeven verschillende oefeningen succesvol afronden. Daarbij voer je in de clusters twee tot en met vier minimaal één oefening correct uit. Zo laat je de examinator op overtuigende wijze zien dat je de motor beheerst bij lage en hoge snelheid.

LET OP! Je mag pas deelnemen aan het AVB praktijk examen motor als je een geldig Europees rijbewijs hebt of een geldig motor theoriecertificaat i.c.m een geldig ID bewijs.

Het praktijk examen motor bestaat uit de volgende clusters:

Cluster 1

Lopen met de motor en achteruit inparkeren

Het eerste cluster bestaat uit de oefening achteruit parkeren. In deze verplichte oefening loop je aan de rechterzijde van de rijbaan met de motor aan de hand. Daarna parkeer je de motor achteruit in een denkbeeldig parkeervak en zet je de motor op de standaard. Vervolgens haal je de motor weer van de standaard en loop je rechts het parkeervak uit.

Cluster 2

Langzame slalom

De verplichte oefening in het tweede cluster is de langzame slalom. Hierbij geldt er geen richtlijn voor de snelheid, maar gezien de geringe tussenafstand ligt een stapvoets tempo voor de hand. Het gebruik van een slippende koppeling is bij deze oefening verplicht.

De combinatie van juiste bediening, langzaam rijden en het behouden van de balans zijn van belang. Dit alles doe je natuurlijk zonder de pionnen aan te raken!

Wegrijden uit het parkeervak

Bij deze keuzeoefening rijd je vanuit stilstand uit een parkeervak weg. Je maakt een haakse bocht en rijdt enkele meters rechtuit. De rijbaanbreedte is drie meter. Het belangrijkste van deze oefening is dat je gecontroleerd een scherpe bocht weet te maken, direct na het wegrijden.

Denkbeeldige acht

Met deze facultatieve oefening laat je zien dat je een complete (denkbeeldige) acht kunt rijden in een rechthoekig kader. Je rijdt met trekkende motor en houdt daarbij een gelijkmatige snelheid aan. Je dient je voetrem te gebruiken en je snelheid te regelen door middel van je achterrem.

Stapvoets rijden rechtdoor

Hier is het de bedoeling dat je naast de lopende examinator blijft rijden over een afstand van twintig meter. Er wordt gelet op snelheid, balans en een juiste bediening van de motor. Je maakt gebruik van een slippende koppeling. Je voetrem mag je bij deze keuzeoefening ook gebruiken, maar je houdt je voeten tijdens het rijden op de voetsteunen.

Halve draai links- of rechtsom

Als de examinator voor deze oefening kiest dan rijd je met licht trekkende motor op een denkbeeldige rijbaan. Na de tweede pion maak je in één vloeiende beweging een halve draai naar links of rechts. Je rijdt dan terug naar het startpunt.

Cluster 3

De uitwijkmanoeuvre

Cluster drie bestaat uit drie oefeningen, waarvan de uitwijkoefening verplicht is. Bij de uitwijkoefening kom je met vijftig kilometer per uur aanrijden door de poort. Vijftien meter na de poort moet je vóór een denkbeeldig muurtje van pionnen naar links uitwijken. Daarna keer je weer terug naar de eigen weghelft.

Snelle slalom

Bij de snelle slalom zijn zes pionnen opgesteld. Deze slalom neem je bij een snelheid van minstens dertig kilometer per uur met trekkende motor. Belangrijk is dat het vloeiend en gelijkmatig gebeurt.

Vertragingsoefening

Bij deze optionele oefening trek je vanuit stilstand op om snel te komen tot een snelheid van vijftig kilometer per uur. Je rijdt dan in tenminste de derde versnelling. Na het tweede poortje rem je af tot 30 kilometer per uur en schakel je minimaal één versnelling terug. Daarna rijd je met deze snelheid een slalom om drie pionnen die acht meter uit elkaar staan.

Cluster 4

Noodstop

In het vierde cluster is de noodstop de verplichte oefening. Je rijdt minimaal vijftig kilometer per uur. Na het poortje rem je maximaal om zo snel mogelijk tot stilstand te komen. Natuurlijk verlies je de controle over de motor niet.

Precisiestop

Bij de precisiestop gaat het erom dat je op een bepaald punt stilstaat. Je rijdt eerst vijftig kilometer per uur en remt beheerst als je het eerste poortje van twee pionnen passeert. Daarna dien je de motor zeventien meter verderop tot stilstand te brengen.

Vertragingsoefening

Bij deze optionele oefening trek je vanuit stilstand op om snel te komen tot een snelheid van vijftig kilometer per uur. Je rijdt dan in tenminste de derde versnelling. Na het tweede poortje rem je af tot 30 kilometer per uur en schakel je minimaal één versnelling terug. Daarna rijd je met deze snelheid een slalom om drie pionnen die acht meter uit elkaar staan.

Stopproef

Naast de precisiestop kan de examinator ook nog kiezen voor de stopproef als tweede keuzeoefening. Het doel van deze oefening is dat je technisch goed remt. Je schakelt kort voordat je stilstaat terug naar de eerste versnelling. Je hebt hierbij een korte remweg.

Praktijk examen motor AVD

Het motorrexamen verkeersdeelneming duurt in totaal 55 minuten. Tijdens de examenrit van 35 minuten, rijdt de examinator in zijn eigen auto achter je aan. Naast de examinator zit je rijinstructeur, die via een ontvanger in je helm zal zeggen wat er van je wordt verwacht. De examinator let ondertussen op je kijkgedrag, plaats op de weg, toepassen van verkeersregels en je beheersing van de motor in het verkeer. Direct na afloop van de rit krijg je in het CBR-examencentrum te horen of je geslaagd bent.